Ook de plaats waar ze zich bevinden, bevestigt de gedachte dat de geesten en engelen dezelfden zijn: "...de zeven geesten die voor Zijn troon zijn ...". Zij worden in Opb. 4:5 weer genoemd: "...en de zeven vurige fakkels brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten Gods". In Opb. 8:2 lezen we: "En ik zag de zeven engelen, die voor God staan...". Het gebruik van het bepaalde lidwoord de in de uitdrukking "de zeven engelen" impliceert dat ze al bekend zijn of eerder genoemd werden.